Land gemaakt uit water 

 

Niet nu, maar in 1633… Voor de droogmakerij van de huidige Schermer ging zo’n kleine vier eeuwen geleden de eerste spa de grond in. Na de ontginning van het veen in het noordwesten van Nederland had het water er vrij spel gekregen. Dankzij de inzet van maar liefst 52 molens kon van water weer land gemaakt worden.

Het Schermeer was het laatste meer dat ingepolderd werd, een gewaagde operatie vanwege de diepte en de grootte. Toch slaagden de bedijkers erin in twee jaar tijd het 4 meter diepe, 4.726 hectare grote meer droog te malen. Weer twee jaar later waren de eerste stolpboerderijen gereed. Hoewel de grond lang niet zo vruchtbaar was als gehoopt, was de cirkel rond. Land winnen uit water was destijds al een innovatief staaltje watermanagement, waar we nu nog steeds op kunnen bogen.

 

 

Weten hoe de droogmakerij precies werkte?

Eerst groeven de bedijkers een ringsloot. Van de grond die daaruit kwam, wierpen ze een dijk op: de ringdijk. Op deze dijk werden de eerste molens gebouwd: de ringmolens, ook bovenmolens genoemd. De hoogte die deze molens konden overbruggen, de opvoerhoogte, was ongeveer één meter. Toen het waterpeil zover was verlaagd, dat de molens nauwelijks nog water konden scheppen, bouwden de bedijkers een tweede rij molens, die lager stond: de middenmolens. Deze maalden het water via speciale waterlopen naar de bovenmolens.

De tweede reeks molens bleek echter nog niet voldoende om al het water uit de Schermer te malen. Er moest een derde en zelfs nog een vierde serie molens gebouwd worden: de ondermolens en de poldermolens. Zo ontstond een uniek getrapt bemalingssysteem: er waren vier ‘trappen’ van een meter nodig waren om al het polderwater in de ringvaart te lozen. Nadat het meer uiteindelijk droogviel, bleven de molens nodig om te voorkomen dat het meer weer vol liep.

 

 

Van Scimere tot Schermeer tot de Schermerpolder

Meer dan 1100 jaar geleden bestond het noordwesten van Nederland uit een opbollend veenpakket. Het land bleek voor de mens eenvoudig bewoonbaar te maken. Het natte, zompige land kon worden drooggemaakt door sloten te graven voor de afwatering.

Deze ontginning van het veen had twee gevolgen. Ten eerste klonk het veen in: de bovenlaag werd zwaarder en drukte op de zompige onderlaag. Ten tweede oxideerde de bovenlaag. Deze twee processen zorgden voor een daling van het totale pakket, zelfs meerdere meters per honderd jaar.

Hierdoor kreeg het water vrij spel. Kleine veenstromen zoals de Scimere en de Baemestra groeiden uit tot de binnenmeren Schermeer en Beemster. Het water werd een serieuze bedreiging voor de mensen. Zo verdween het oude dorp Noordschermer tijdens de Sint Elisabethsvloed in 1421 zelfs voor een deel in het water.

Door dammen aan te leggen (onder ander de Zaandam, de Knollendam en de Monnickendam) sloot men het gebied af van het buitenwater uit onder andere de Zuiderzee. Maar de ontwatering van dit steeds lager liggende land bleef een zorg. Door de inzet van molens kon men verschillende meertjes droogleggen. Het werd een succes, want het nieuwe land was vruchtbaar en goed in cultuur te brengen.

Al snel werden ook de grotere meren drooggemalen. Met als laatste huzarenstuk in deze contreien het 4.726 hectare grote Schermeer. In 1633 ging de eerste schop de grond in, in 1635 viel het meer droog en in 1637 werden de eerste stolpen gebouwd. Een innovatief staaltje watermanagement!

500 Hectare ging naar het stadsbestuur van Alkmaar, maar ook de bestuurders van andere omringende steden kregen hun deel. Ze verpachtten hun grond,die uiteindelijk niet zo vruchtbaar was als gehoopt. Maar de cirkel was rond. De allereerste ontginning maakte van land water en de inpoldering maakte van water weer land.

Adres Museummolen

 

Museummolen Schermer
Molens Stichting
Noordervaart 2
1636 VL  Schermerhorn
Tel: +31 (0)72 303 0246
E-mail: info@museummolen.nl
www.museummolen.nl

Photography: Fred Oudejans, Ingrid Schatz
Restauration videofootage: JOIR Design
Drone videography: John van Dieken

 

 

Schermer mills on Facebook