De werking van een korenmolen

Een rondleiding door De Otter, startend van de kap en afdalend naar de maalvloer. Kom vooral eens aan op de molen om dit in het echt te zien, de molenaar legt het graag uit.

De kap

In de kap bevindt zich de bovenas waaraan de wieken bevestigd zijn. Deze as wordt gesmeerd met reuzel (varkensvet). Om de bovenas zit het bovenwiel: het belangrijkste wiel van de molen dat alles in de molen aandrijft. Het functioneert ook als vangwiel (de vang is de rem van de molen). Het bovenwiel drijft de koningsspil aan die uitkomt op de steenzolder. Ook zien we dat de complete kap rust op 27 ijzeren rollen. Op deze rollen draait de kap om de wieken op de wind te kunnen zetten.

We dalen een trapje af en komen dan aan op:

De luizolder

Aan de koningsspil is een houten schijf bevestigd, de luitafel. Hiermee kan de luias worden aangedreven. Rond de luias is een dik touw gedraaid dat tot op de begane grond komt zodat we daar de zakken mee kunnen luien (ophijsen). Het stuurtouw dat het luiwiel op de luitafel trekt loopt door tot op de begane grond, zodat het luiwerk van twee plaatsen bediend kan worden. Er zijn ook twee luiken in de vloer waar de zakken doorheen komen tijdens het luien. Op de luizolder zien we de bovenzijde van de silo’s waarin het graan wordt opgeslagen.

We dalen een trapje af en komen dan aan op:

De steenzolder

De steenzolder is niet echt een zolder maar een verhoging op de begane grondvloer. De molenaar kan hier de molenstenen inschakelen. We zien op de steenzolder boven ons hoofd het grote spoorwiel en op de vloer zijn twee koppels stenen die draaien in de steenkuip. Het ene koppel stenen bestaat uit zogenaamde 16der blauwe stenen; stenen met een diameter van 1,40m gemaakt van blauwe natuursteen (basalt). Het andere koppel bestaat ook uit 16der stenen, maar dan uitgevoerd in een kunststeen. Dit koppel is aangesloten op een elektromotor, zodat ook gemalen kan worden als er te weinig wind is.

De molenaar kiept het graan in de trechter die het kaar heet. Vanuit het kaar gaat het graan in de schuddebak. De vierkante steenspil zorgt ervoor dat de bak het graan tussen de stenen schudt. Tussen de stenen wordt het verspreid, gebroken en uitgemalen. Het meel komt uit in de maalbak.

We dalen een kort trapje af en komen dan aan op:

De maalvloer (begane grondvloer)  

Dit is dé werkplek van de molenaar omdat hij hier de fijnheid van het meel controleert. Met zijn ene hand aan de licht en de andere hand aan het meel kan hij voelen of het meel fijn of juist grof gemalen is. De licht is het mechanisme om de steen te lichten bij wegvallende wind of te laten zakken bij toenemende wind, zo krijg je altijd de juiste fijnheid van het meel. De molenaar kan hier ook de graantoevoer bijstellen.
We zien hier ook de twee houten kokers van de elevator waarmee het graan naar de silo’s wordt getransporteerd. De grote trechter is de onderzijde van de mengketel.

We gaan door één van de twee deuren naar buiten en betreden:

Het molenerf

We zien de wieken aan de ene kant van de molen en de staartbalk met het kruirad aan de andere kant. Met het kruirad kan de molenaar de kap draaien om de wieken loodrecht op de wind te zetten. Ook bedient hij hier de vang (rem).

De wieken zijn voorzien van hekwerk, windborden en zeilen. Hoe meer wind, hoe minder zeil er nodig is. Enkel het onderste windbord heeft een specifieke naam, namelijk stormbord. Dit bord haalt de molenaar er uit als er storm verwacht wordt. De molenaar kan ongeveer tot windkracht 7 malen, maar dan zonder zeilen en stormborden.